zaterdag 20 februari 1999

Wordt vervolgd!

Er zijn nog meer verhalen over deze reis, ze worden in de toekomst gepubliceerd.

vrijdag 19 februari 1999

Thailand, tien uur in de trein

Bangkok, 19/02/1999

Het was nu voor 100% zeker dat ik naar Laos zou gaan. Een ander besluit dat ik had genomen was dat ik de eerste weken geen brommer meer zou huren. Ik had een zeer pijnlijke eikenhouten kont.
De trein zou om tien over acht vertrekken. Als een goede Hollander was ik een uurtje voor het vertrek op het station. De oude gemotoriseerde driewieler had mij krakend en zuchtend door de koele ochtendlucht van het guesthouse naar het station, dat ver buiten de stad lag, vervoerd. Gepakt en gezakt stond ik op het verlaten station te kijken waar de trein was. Er was helemaal geen trein en er was ook geen mens te bekennen. Wisten de anderen iets dat ik niet wist?
De tijd kroop en ging langzaam richting half negen en er was nog steeds geen levende ziel op het station te bekennen. Ik werd nu wel een beetje ongeduldig. Was er vandaag geen trein? Gingen de treinen om en om? Ik wist het niet en het enige wat ik kon doen was wachten.
Toen er uiteindelijk om half tien leven in de brouwerij kwam kon ik om de informatie vragen die ik zo hard nodig had. En ja hoor, de trein zou rijden vandaag. De nachttrein, die hier weer dagtrein werd, had twee uur vertraging opgelopen onderweg. Zie hier het aanplakbiljet boven het loket. Ik staarde naar een handgeschreven A4tje met daar op in het Thai de melding van de vertraging. Het was voor iedereen duidelijk geweest behalve voor één domme buitenlander.
De kaartverkoop begon een kwartiertje later want de spoorwegbeambte moest zich eerst voorbereiden op de werkdag en het belangrijkste deel daarvan was het ontbijt. Terwijl de rij achter mij langzaam langer werd begon de beambte in zijn bruine uniform een noedelsoep naar binnen te slurpen. Toen hij eindelijk klaar was en zijn mond schoonveegde met een oude lap ving hij aan met zijn dagtaak. Er werd mij, op aanraden van de spoorwegbeambte, een kaartje voor de derde klasse verkocht. 143 baht voor een treinreis van tien uur. Terwijl hij met de printer zat te worstelen drukte hij mij op het hart dat ik gewoon in de tweede klasse kon plaatsnemen. Zijn vriend werkte als conducteur in die trein. Hij zou hem wel even laten weten dat hij de “Falang” met rust moest laten. Met een ongemakkelijk gevoel verliet ik het loket en liep weer naar mijn rugzak die ik helaas even alleen had moeten laten.
Een drankje en een paar van die vreemde langgerekte oliebollen voldeden als ontbijt. Je doopte die vreemde lange dingen in een mierzoete melkachtige saus. Het moet zeker het zoetste zijn dat ik ooit heb gegeten.
Om iets over tien kon je in de verte het geluid horen van de aanstormende trein. Enkele minuten later kwam hij met piepende remmen tot stilstand en een horde mensen, alsof een fabriek leegliep, verliet de trein met meer bagage dan een goederentrein had kunnen bevatten. De locomotief verplaatste zich van de achterkant naar de voorkant, de bordjes op de zijkant van de wagons werden gewisseld. De trein werd schoongeveegd en smeerolie op de belangrijke plaatsen aangevuld.
Nog geen kwartier naar aankomst zette de oude trein zich schokkend en stotend weer in beweging in de tegenoverstelde richting dan hij was gekomen. Op het perron stond de kaartverkoper fanatiek met een grote groene vlag te zwaaien. Nog geen tweehonderd meter buiten het station werd alles enkelspoor. Ik begreep nu waarom er altijd vertragingen waren.
Binnen vijf minuten stonden we stil bij het eerste station. Hier was het echt heel druk en de trein vulde zich snel. Hij was nu zo goed als vol en ik was omgeven met nieuwsgierige Thai die mij zaten aan te staren. Kinderen naast mij begonnen aan mijn haren op mijn arm te trekken en de moeder liet tijdens een haar verontschuldigende glimlach een rij gitzwarte tanden tussen de bloedrode lippen zien. Ik was net niet geschokt. Met engels zouden we vandaag niet ver komen en het leek er op dat ik de enige buitenlander in de trein was.
De trein stopte niet bij elk gehucht maar er waren voldoende stopplaatsen om steeds meer treinreizigers op te nemen in de toch al volle trein. Bij de eerste kaartcontrole werd mijn slecht gevoel bewaarheid. De conducteur keek naar mijn kaartje en daarna naar het bordje 2e klasse boven de deur. Ik deed net of mijn neus bloedde terwijl hij in zijn hoofd naar engelse woorden zocht. Met mijn grote rugzak een paar honderd meter door een overvolle schuddende trein naar de 3e klasse lopen was geen optie. De conducteur bleef afwisselend naar mij, mijn kaartje en het plafond kijken. Ik kreeg een beetje medelijden met de man en haalde mijn portemonnai te voorschijn. Hij kreeg onmiddellijk een glimlach op zijn gezicht en haalde een blocnote met bonnen te voorschijn uit zijn leren heuptasje. Hij schreef en bon en ik moest 135 baht bijbetalen. Het probleem was in ieder geval opgelost.
Het vele eten dat ik tijdens de reis voorbij zag komen vertrouwde ik niet. Ik had nog veel te leren. Gelukkig kon ik tijdens één van de vele stops nog een zak chips met een vreemde onbekende smaak en een lauwe cola op de kop tikken om de grootste honger te stillen. Het landschap buiten was niet erg interessant en mijn gedachten dwaalden steeds af naar Petra en Tessa. Ze zitten allebei nog steeds in mijn systeem en ze zijn beiden onbereikbaar. “You always want the ones that you can’t get”, uit het Eagles liedje Desperado klonk het in mijn hoofd.
Een uur later dan gepland reden we het “Hualampong treinstation” in Bangkok binnen. Ik was bang dat mijn kamer was weggegeven en ik nu dus op zoek moest naar een slaapplaats. Na een korte rit in de taxi stapte ik uit bij het “Merry V guesthouse”. Vriendelijke stemmen en gezichten begroetten me en ze hadden een kamer voor me bewaard. Helaas geen éénpersoons maar een dubbele op de zolder. Alles is beter dan niets.
Na een snelle douche stortte ik me in het rugzakkersparadijs van Kaosan Road. Lekker eten en een paar biertjes. De dag zat er weer op en was toch nog tot goed einde gebracht. Bangkok is een fantastische plaats als je eenzaam bent geweest. Ik bloeide meteen op en voelde me niet meer down. Morgen op zoek naar een visum voor Laos.

donderdag 18 februari 1999

Thailand, een houten kont

Nong Khai, 18/02/1999

Vandaag was het hoogtepunt van al mijn dwaasheden, een brommertocht naar een grote rots van zandsteen in het midden van niets. Wat was de reden voor deze dwaasheid? Het ging om een tempel, “Wat Phu Thok”. “Alleen voor fanaten” was het label in de Lonely Planet, maar dat maakte mij niets uit. Ik genoot van de tochtjes op de brommer. Zo vrij als een vogeltje met je haren wapperend in de wind.
Deze tocht begon met het volgen van de rivier voor zeker wel negentig kilometer, daarna ging ik de droge dorre binnenlanden in. Droge rijstvelden lagen trillend in de hitte op de regen te wachten. Het was een heel plezierige tocht met mooie plaatjes op mijn netvlies. Zo waren er hele troepen kinderen op schoolpleinen die begonnen te zwaaien met het “Falang” “Falang” klinkend op de achtergrond en plassen water met badende waterbuffels.
De rots zelf rees op vanuit de droge rijstvelden en was al van verre te zien. Omringt door een afzetting van prikkeldraad en trillend in de vroege hitte. Ik parkeerde mijn brommer op de parkeerplaats en was verbaasd over de drukte. Pick-uptrucks vol met mensen reden af en aan. Hier in de uithoeken van Thailand zijn er geen borden met aanwijzingen in het engels dus volgde ik de stroom mensen maar. Overal in de rots zaten grotten en spelonken die waren omgetoverd tot altaren of woongelegenheden voor de monniken. Het was uitermate interessant en na het lezen over de zeven gangen die op en om de rots waren gebouwd kon ik het niet laten om de trappen te beklimmen.
Er zijn zeven ringen rond de rots gebouwd die symbool staan voor de zeven fasen van de verlichting. Ik was niet zo fit als ik had gedacht en op de tweede verdieping zag ik sterretjes voor mijn ogen en hapte naar adem. Voor een moment speelde ik met het idee om maar te stoppen en naar beneden te gaan. “Negatieve gedachte”! Misschien was de reden omdat ik nu alleen was en zo’n ervaring delen met een ander is natuurlijk veel leuker. Nee, je hebt meer dan 140 kilometer gereden om hier te komen en dan is het slimmer om het gewoon af te maken. Je bent toch niet voor niets hier naar toe gereden? “Positieve gedachte”!
En zo vervolgde ik mijn weg naar de top. Steeds een ring in de richting van met de klok mee rond de rots lopend totdat ik weer bij de trap kwam. Moe, maar voldaan liep ik de laatste ring in de relatieve koelte van de hoogte. De uitzichten waren adembenemend. Ik was trots op mijzelf dat ik het volbracht had. Nu op deze hoogte realiseerde ik me dat ik steeds meer voor dit Boeddhisme begon te voelen. Het was allemaal heel erg interessant en wat beter was, ik had nooit de indruk dat er ook maar enige drang achter zat. Iedereen deed maar wat hij dacht wat het beste was voor iedereen.
Tijdens de terugrit zat ik na te denken over wat ik verder ging doen. Alles wees er op dat van mijn oorspronkelijke plan niets terecht zou komen. Er was vijftien procent van mijn tijd om en de landen in de omgeving trokken mij meer. Ik wilde nu snel naar Bangkok om een visum voor Laos op te halen. Laos zou ook nog eens een vier weken in beslag nemen!
Bij terugkomst in Nong Khai belde de eigenaar van het guesthouse even met het “Merry V Guest House” in Bangkok om een kamer voor me te reserveren. Ik was heel erg moe. Mijn kont was van hout na een kleine 700 kilometer in twee dagen op de brommer. Mijn gedachten dwaalden af naar witte stranden met wuivende palmen. Ik had zin om een paar dagen op de stranden van “Koh Chiang” te gaan liggen. Nadenkend over het vervolg van deze reis.
Morgen met de trein terug naar Bangkok.

woensdag 17 februari 1999

Thailand, in een Buddha Disneyland

Nong Khai, 17/02/1999

Met een vol programma en een hele drukke dag voor de boeg stond ik natuurlijk weer voor dag en dauw op. Om kwart over zes knetterde ik, zonder ontbijt, weg op de brommer. De brommers in het noorden hadden mij verwend, ze waren bijna allemaal nieuw geweest en nu ik in het noordoosten was waren het allemaal oude wrakken. Op het uithangbord van de “Danish Bakery” stond in dikke letters dat het niet eerder dan acht uur zou openen. Helaas, maar ik had niet de luxe om er op te wachten.
Ondertussen had ik de wegaanduidingen onder de knie gekregen. Op de witte paaltjes langs de weg stonden nummers. Het nummer onder de “Garuda” was het nummer van de weg. De hoofdweg had een simpel nummer, zeg 3. Dan hadden de secundaire hoofdwegen ook weer nummers, die werden dan achter het eerste nummer geplaatst, zeg 37. Als laatste waren de kleine verbindingswegen aan de beurt en volgden dezelfde regels, dus werd het 3714. Simpel als je het weet, toch? De andere twee getallen aan de zijkant waren de afstand tot het volgende knooppunt en de afgelegde afstand vanaf het laatste knooppunt. En zo had ik al snel een beeld van “hoe ver nog” en “hoe lang nog”.
En zo alleen op de brommer had ik het geluk dat ik weer een mooie tempel tegenkwam, de “Wat Phra That Bang Phuan”. Een heel oude en zeer heilige plaats. Niemand weet echt wanneer de chedi’s zijn gebouwd maar ze worden al meer dan 1000 jaar beschreven. Volgens de overleveringen zijn er zelfs delen van het borstbeen van de Buddha ingemetseld. Nadat ik in alle stilte over het tempelterrein had rondgelopen realiseerde ik mij dat de stilte van de vroege ochtend een extra dimensie toevoegde aan mijn bezoek. Ik was echt onder de indruk.
Wat mij nu wel opviel was dat er meer en meer politiecontroles waren. Je kan ze van verre al zien en met een beetje geluk heb ik ze de hele dag kunnen ontwijken op één keer na. Ik kreeg precies hetzelfde verhaal als eergisteren voorgeschoteld, je dom houden werkt in ieder geval. Misschien was het beter om de volgende keer maar om een helm te vragen.
Bij aankomst in Si Chiangmai had ik ondertussen zo’n trek dat ik maar gelijk bleef voor het ontbijt. Julie was vertrokken en er waren geen andere gasten, ze waren blij om mij weer te zien. Na het ontbijt gingen mijn vergeten spullen in een plastic tasje voorin het mandje van de brommer. Ik was blij dat ik niets was kwijtgeraakt.
Onder het ontbijt was ik het doelwit geweest voor een ander verhaal over de buurt. De tempel in Si Chiangmai was gebouwd voor twee prinsesjes. De overlevering verteld het verhaal dat de meisjes op een dag aan het spelen waren aan de rivier. Al spelend en plonzend in het water raakten ze steeds verder van de oever en verdronken in de verraderlijke stroming. De vader was zo verdrietig dat de Buddha zijn dochters had weggenomen dat hij opdracht gaf om ter plaatse een tempel te laten bouwen voor de eeuwige nagedachtenis aan zijn dochters en om de Buddha te vereren.
Een mooi verhaal, maar nu weer verder op weg naar mijn volgende bestemming. Elk dorp en elk gehucht in Thailand heeft zijn eigen tempels. Oud of modern het maakt niets uit ze worden met dezelfde passie onderhouden en gebruikt voor het aanbidden en vooral bedanken van de Buddha. Aanbidden is misschien niet het woord, de bezoekers van de tempel gaan meestal voor advies of vragen de Buddha om een gunst. Nee, ze vragen niet voor de winnende nummers van de zondagavond lottotrekking maar om gunsten en advies in de persoonlijke sfeer. Het is niet onwaarschijnlijk dat er in de tempel huwlijken worden geboren of juist afgezegd. Een bamboekoker met bamboestokjes is de raadgever. Geknield voor de bronzen Buddha schud de gelovige de koker zo lang totdat er een bamboestokje uitvalt, op dit stokje staat een nummer geschreven. Ze dankt de Buddha en haalt dan een briefje met het corresponderende nummer uit een kast aan de zijkant van de kamer. Op dit briefje staat dan een opsomming wat je kan verwachten voor de toekomst. Eenvoudig toch?
Aan de andere kant van Nong Khai zou ik op een plaats stuiten die niemand mag missen als hij hier in de buurt is geweest. Het “Wat Khaek” is een Buddha Disneyland. Anders kan ik het niet beschrijven. Een grote tuin met enorme Buddhabeelden in verschillende stijlen opgebouwd uit baksteen en cement. Afgewisseld met beelden uit de Hindu verhalen. Het is het geesteskind van een monnik uit Laos die aan de overkant van de rivier ook zo’n park heeft nagelaten. Na een vlucht uit Laos, niet meer dan met een bootje de rivier oversteken, heeft hij zich tot aan zijn dood in Thailand gevestigd. Met de muziek van Donna Summer op de achtergrond heeft hij zich tot aan zijn dood op zijn levenswerk gestort. En het mag er zijn! Het is onbeschrijfelijk dus kijk maar naar de foto’s en het filmpje.
Mijn dag zat er op en de verdiende rust werd verwelkomd. Lekker eten en een paar biertjes. Morgen heb ik een hele lange rit op de brommer voor de boeg en als klap op de vuurpijl heb ik beslist om terug te keren naar Bangkok. Ik ben na vijf weken kapot en wil nu wat rusten en nadenken over wat er verder gaat gebeuren. Ik heb veel plannen en het zal wikken en wegen worden wat ik nu ga doen.


dinsdag 16 februari 1999

Thailand, slecht nieuws?

Nong Khai, 16/02/1999

Natuurlijk was ik weer vroeg uit bed, ik slingerde door de lange donkere gang naar de douche waar een kaal vijftien watt lampje zachte schaduwen op de muur wierp. Heerlijk zo’n warme douche ‘s morgens.
Na mijn ontbijt bracht ik de brommer terug en de eigenaar probeerde mij nog een tweede dag in rekening te brengen. Theoretisch had hij gelijk maar ik was gisteren niet in de gelegenheid geweest om de brommer terug te brengen omdat hij vroeger dan normaal was gesloten. Uiteindelijk accepteerde hij na lang aandringen de 120 Baht en alles was opgelost.
De busreis zou misschien een uurtje of anderhalf duren en zodoende had ik nog voldoende tijd om het één en ander te bezichtigen en voor te bereiden. Nong Khai was gewoon een volgende grote stad. De drukte van het verkeer deed vreemd aan na al die kleine gehuchten die ik de laatste week had bezocht. Het enorme aanbod van guesthouses was een beetje overweldigend maar ik ben niet kieskeurig dus de eerste de beste die redelijk is en niet te duur had mijn voorkeur. En deze keer viel mijn keuze op het “Maekhong Guest House”, het was zo goed als vol en dat was voor mij voldoende bewijs dat het hier wel goed zou zitten. Een kleine kamer zonder uitzicht onder een trap werd mij toegewezen en voor maar 150 Baht per nacht was er weinig reden tot klagen.
Het was nog geen half elf en ik was al klaar met de belangrijkste zaken voor vandaag en zou eerst eens beginnen met het controleren van mijn email. Het is onbegrijpelijk hoe snel veranderingen kunnen gaan. Vorig jaar in Australië, toch een ontwikkeld land zou je zeggen, moest ik echt zoeken naar een gelegenheid om te emaillen. Nu, nog geen jaar later zat ik in Thailand aan de Mae Kong rivier in Nong Khai en er waren zeker een dozijn plaatsen om te emaillen. Ongelofelijk!
Er waren een paar berichten en één van die berichten was hoogst verontrustend, ik moest met spoed contact opnemen met thuis. Er was wat gebeurd dat mijn persoonlijke aandacht verdiende. Verder niets, geen enkele aanwijzing. Ik zat te prakkizeren wat er gebeurd zou kunnen zijn. Je denkt altijd meteen het ergste, niet waar? Brand? Iemand overleden? Een ongeluk? Een snelle blik op mijn horloge vertelde me dat het nu vijf uur ’s ochtends was in Zaltbommel. Ik zou nog zeker vier uur moeten wachten voordat ik kon bellen en zekerheid had over wat er was gebeurd. In de tussentijd moest ik toch maar wat gaan doen en Nong Khai verkennen was de meest voor de hand liggende keuze.
Met de onzekerheid in mijn achterhoofd en pijn in mijn buik van deze onwetendheid ging ik op pad. Als eerste werd de “Wat Pho Chai” met een bezoek vereerd. Ik realiseerde me dat ik een beetje mijn interesse in de tempels begon te verliezen. Er waren er ondertussen zoveel de revue gepasseerd dat ze allemaal op elkaar begonnen te lijken. Nu werd het tijd om een les, die ik had geleerd tijdens mijn reis in Australië, in de praktijk te brengen. Blijven fotograferen! Later heb je spijt dat je net die ene foto niet hebt gemaakt. Dus bleef ik gewoon fotograferen ook al was interesse voor de tijd zijnde afgenomen.
In de tempel staat een bronzen beeld ban een Buddha met een 100% puur gouden hoofd. Meer dan vijfhonderd jaar oud en omgeven met verhalen en mythes.
Vanuit deze tempel liep ik langs de rivier naar een andere bijzondere bezienswaardigheid, de “Phra That Klang Nam”. Een echte bijzonderheid, deze stupa is namelijk alleen maar te zien bij laag water. Heel lang geleden stond deze stupa aan de oever van de rivier. Overstromingen en ondermijning door de stroming van de rivier hebben er voor gezorgd dat de stupa langzaam naar het midden van de Mae Kong is gegleden. Wat natuurlijk niet wegneemt dat hij nog steeds wordt vereerd maar nu vanuit kleine gammele bootjes.
Het was nu half drie en ik kon eindelijk bellen, en dat was prijzig. Je kon zo maar het geld voor twee overnachtingen verbellen zonder dat je ook maar één woord wijzer was geworden. Gelukkig had ik meteen een goede verbinding en het nieuws was niet zo slecht als ik had verwacht. De mensen die op mijn huis zouden passen, Terry en Vicky, hadden elkaar bijna doodgeslagen tijdens een kleine huiselijke ruzie. Net geen politie aan de deur maar het meest verontrustende was dat hij zijn afspraken niet na kwam om de rekeningen voor het water/gas/elektriciteit/telefoon te betalen. Ik moest nu een brief opstellen en die naar Nederland faxen zodat ze die dan aan hem konden overhandigen. Allemaal heel omslachtig en moeilijk, dit was het laatste waar ik op zat te wachten.
Gerustgesteld slenterde ik naar het guesthouse waar ik tot mijn teleurstelling moest ontdekken dat ik het één en ander was vergeten in te pakken vanochtend in Si Chiang Mai. Wat nu? Ik dacht snel na en belde het guesthouse of ze misschien wilde kijken of mijn spullen er nog lagen, een paar minuten later werd dat bevestigd en met de mededeling dat ik het morgen zou komen ophalen nam ik afscheid. Mooi opgelost!
De rest van de middag bestede ik aan het opstellen van de fax en het vertsturen ervan. Dat kostte me ook weer een vermogen. Tijdens het avondeten zat ik te mijmeren over wat ik verder zou gaan doen. Ik wilde best wel naar Laos maar dan wel met een visum vanuit Bangkok. Hier kreeg ik maar twee weken voor hetzelfde geld en twee weken leek me toch wel een beetje kort. Ik miste Julie ook al. Het werd steeds moeilijker om alleen te zijn. Vooral tijdens het eten en ’s avonds als je wat wilde gaan wandelen of drinken. Toch waren er ook nog momenten dat ik me goed voelde, het was een beetje alsof ik op een schommel zat en tussen de twee gemoedstoestanden heen en weer werd geslingerd. Ik weet zeker dat het allemaal wel goed komt.

maandag 15 februari 1999

Thailand, in de voetstappen van de Buddha

Si Chiang Mai, 15/02/1999

Nadat ik vroeg onder de lakens was gekropen was ik natuurlijk ook vroeg uit de veren. Om kwart over zes stond ik naast mijn bed en keek vanuit mijn raam naar een langzaam wakker wordende wereld. Aan de overkant van de rivier zag ik kleine vuurtjes met recht opstijgende rookpluimen.
Voor de koffie moest ik nog even wachten en dus werd de radio aangezet en met een glimlach op mijn mond luisterde ik naar het nu bekende: “Goedemorgen, dit is de wereldomroep van uit een koud en donker Hilversum”. Ongelofelijk wat de techniek allemaal heeft voortgebracht. Ik nam een douche en las wat in mijn Lonely Planet over wat te doen vandaag.
Om iets over half acht liep ik de trap af en gelukkig waren er al mensen op. De koffie met toast en gebakken eieren smaakte goed en het duurde niet lang voordat Julie zich bij mij aan tafel zette. Ze was een beetje bang voor wat er vandaag zou gaan komen. Ik stelde haar gerust met de mededeling dat ik al meer dan twintig jaar op motoren reed en om kwart over acht reden we samen weg van het guesthouse. Ik reed niet al te hard want de brommer was een oudje en voelde sowieso niet al te goed aan. De remmen waren niet geweldig en hij maakte het geluid van een opstijgende straaljager wat de illusie van snelheid alleen maar opvoerde.
We waren nog geen vijf minuten onderweg toen we werden gesommeerd om te stoppen door een politieman. Een klein gedrongen mannetje in een veel te klein bruin uniform met een veel te grote pet op.
Geen valhelm op! Ik wist dat het bij de wet verplicht was om een valhelm te dragen in Thailand maar buiten Bangkok had ik nooit iemand met een valhelm op de brommer gezien. Ik probeerde hem zo goed als mogelijk uit te leggen dat de man die mij de brommer had verhuurd er geen valhelmen had gegeven of zelfs maar had aangeboden.
“Two hundred, Two hundred”, stamelde hij op een autoritaire toon.
Ik besloot mijn geld maar tevoorschijn te halen en mijn deel aan de politietoeristenbelasting bij te dragen. Hij was nu plotseling heel verontwaardigd!
“No, no, Tomorrow”, hakkelde hij terwijl hij boven op mijn hoofd tikte.
Ah, ik begreep het. Als hij me morgen weer zou zien zonder helm dan zou ik een boete krijgen. Ik bedankte hem en startte de brommer en reed weg in de wetenschap dat de overnachting vanavond gratis zou zijn.
Julie was ook geschrokken en hield mij stevig vast, voor het eerst voelde ik de kou van de vroege ochtend. Het was hier erg koud in de ochtend. Si Chiang Mai is de hoofdstad van de tomatenketchup en loempiavellen. Overal stonden in de tuinen bamboe drooghekken met daarop honderden ronde vellen van rijstpapier, klaar om gevuld te worden. Enorme vrachtwagens tot de rand toe gevuld met tomaten kwamen van heinde en ver op weg naar de “Roza” tomatenketchup fabrieken, en vergeet vooral de sardines in tomatensaus niet.
Wij waren op weg naar het “Phu Phrabat Historical Park” en wat ik in de Lonely Planet had gelezen zou dit in interessante plaats zijn. Julie begon zich meer op haar gemak te voelen en begon nu ook onderweg tegen mij te praten. Eerst over koetjes en kalfjes en iets later over wat we die dag van plan waren om te gaan doen. Om eerlijk te zijn had ik daar geen antwoord op, we zouden wel zien.
Bij de ingang van het park betaalden we de toegangsprijs van 30 baht en het was net of ik dit toegangsbewijs kende. En inderdaad was het eens toegangsbewijs voor een ander park waar ik al geweest, alleen was er hier de naam van het “Phu Phrabat Historical Park” op gestempeld.
Maar eerst was het tijd om de stoffige kelen te spoelen voordat we het park zouden betreden. En zoals overal in Thailand was eten en drinken nooit verder dan twintig meter van je verwijderd. Na het overheerlijke ijskoude colaatje liepen we het park in, niet zeker over wat we zouden aantreffen.
In het park troffen we een mengeling van enorme stenen die balanceerden op andere stenen aan, met daaronder altaren met mooie Buddha’s om te aanbidden. Er waren grotten met, volgens de reisgids, muurschilderingen uit de prehistorie. Daar omheen waren drie kloosters met de bijbehorende stupa’s en tempels. In één van die tempels zou zich een voetstap van de Buddha bevinden.
Vol van de mystiek die de Buddha omgeeft betrad ik de kleine tempel. Het moet toeval zijn geweest maar in het midden bevond zich een groot gat in de vloer met een wit hek er omheen. Ik heb zeker tien minuten naar de opgedroogde aarde staan te kijken of ik de omtrek van een kleine of misschien wel twee voeten in de opgedroogde aarde kon ontdekken. Nee, ik zag niets en dat zou zo ook blijven. Mijn ideeën hadden mijn inbeeldinggeest zo vertroebelt dat ik een voet van wel twee meter hoog aan de andere kant van de tempel niet eens had gezien. Als een donderslag bij heldere hemel verscheen het beeld op mijn netvlies. Het was de onderkant van een voet met de vijf tenen. Zwart en schitterend ingelegd met paarlemoer. Taferelen uit het leven van de Buddha, geometrische figuren, en al die tijd had ik gedacht dat er een klein voetje in de modder zou staan. Het was niet eens in mij opgekomen dat de Buddha Thailand waarschijnlijk nooit heeft bezocht. Ik moest hier wel heel erg om mezelf lachen.
Na een kleine drie uur hadden we het wel gezien en vonden het tijd om huiswaarts te keren. Maar niet voordat we een gebakken rijst met, jullie raden het al, een gebakken ei er bovenop hadden genuttigd. Ik had de laatste week zoveel eieren gegeten dat ik bang was dat ik veren zou krijgen.
De terugreis verliep helaas anders dan gepland. We kwamen door een omleiding wegens wegwerkzaamheden in het midden van het niets terecht en na een tweede omleiding bevonden we ons op een stoffige zandweg. Volgens mijn berekeningen waren we zeker nog dertig kilometer van onze bestemming verwijderd. Wat wel grappig was dat we door een klein dorpje reden waar zingende en dansende mensen bij een wegafzetting stonden te dansen. Het was een inzameling voor de lokale tempel. Een soort kleine kerstboom die bestond uit bamboestokjes met geld eraan stond langs de kant van de weg. Ik vond het wel gepast om twintig baht bij te dragen en de mensen waren erg dankbaar.
Twee uur met zijn tweeën op een oude brommer over een hobbelende zandweg. Mijn ogen trilden nog steeds in hun kassen toen we eindelijk weer op een effen asfaltweg kwamen. Onderweg had ik nagedacht wat ik verder ging doen. Hier was het dus op, morgen zou ik verder trekken naar Nong Khai.
De brommerzaak was al gesloten toen ik probeerde de brommer terug te brengen. “Morgen dan maar”, dacht ik bij mijzelf. We konden niet wachten om onder de douche te gaan. Het stof had zijn weg gevonden naar de meest intieme plaatsen. Heerlijk zo’n hete douche na een dag onderweg. Julie had ook van onze dag samen genoten en als dank gaf ze mij haar Laos taalgids tijdens onze maaltijd samen.
“Een hete douche is soms lekkerder dan sex”, merkte ze op.
Mijn kont deed enorm pijn. Het was best onaangenaam om op die harde stoelen te zitten. Na een paar grote “Beer Chang” namen we afscheid. We zouden elkaar waarschijnlijk nooit meer zien.

En dit is nu het moeilijkste van reizen. Je deelt ervaringen met nieuwe mensen die je onderweg ontmoet en je geniet van elk moment dat je samen bent. Daarna sterft er iets in je als je de realiteit onder ogen ziet dat je elkaar waarschijnlijk nooit meer zal ontmoeten. Ondanks alle beloften en het uitwisselen van emailadressen.
Blijf reizen Julie!!

zondag 14 februari 1999

Thailand, een Franse enclave

Si Chiang Mai, 14/02/1999

Vandaag ging de verplaatsing zonder problemen. Na het bekende ontbijt van witte rijst met twee gebakken eieren vertelde ik de eigenaar dat hij een sfeervol guesthouse had alleen zouden een paar klamboes en een warme douche het een stuk aangenamer maken. Met honderdvijftien kilo achterop de brommer bracht hij mij naar de busstop. Het was niet meer dan een muurtje aan de secundaire weg. Ik plaatste mijn rugzak tegen het muurtje.
“Wanneer komt de bus?”, vroeg ik aan mijn gastheer.
“Bus will come soon”, antwoordde hij vol overtuiging.
“What time?”, vroeg ik nogmaals.
“Sure come”, reageerde hij met de wetenschap dat de bus gisteren en eergisteren hier ook had gestopt. We namen afscheid en hij vertrok op zijn oude brommer in een dikke blauwe wolk van onverbrande olie uit zijn uitlaat. Een kleine twintig meter verderop stond een klein kraampje met groenten en fruit. De tros bananen zag er aantrekkelijk uit en was voldoende om de dag mee door te komen.
Niemand wist wanneer de bus zou komen maar ze waren er wel zeker van dat hij zou komen. Er zat dus niets anders op dan te wachten.
De bus was niet meer dan een grote Songthaew met als eindbestemming “Pak Chom Nam”. Hier deed de marktplaats tegelijkertijd dienst als busstation en een uur later was ik weer op weg naar “Si Chiang Mai”, in een echte bus welteverstaan.
De aankomst in het aangename plaatsje was halverwege de middag langs de drukke secundaire weg. Ik werd de bus uitgeknikkerd en wist nu dat ik linksaf moest richting de rivier. Waar ik precies uitkwam was me onbekend maar de tempel was snel gevonden en vanuit dit navigatiepunt liep ik binnen tien minuten naar het guesthouse wat ik van tevoren had gekozen.
Het “Tim guesthouse” was een vriendelijk klein guesthouse en ik had geluk, een mooie kamer met uitzicht op de rivier. Beneden in het restaurant werd er snel een gebakken rijst gegeten en tijdens de maaltijd ontrolde zich een vreemd schouwspel voor mijn ogen. Oude mannen speelden “Jeu de boule” en sipte uit glazen gevult met melkwitte “Pastis”, de spreektaal was Frans en als ik niet zeker had geweten dat ik in Thailand was dan had ik mij in de “Provence” gewaand. Het verhaal achter het guesthouse werd ook aan mij verteld.
Jaren geleden was hier een Zwitser uit het Franse gedeelte van Zwitserland met zijn vrouw neergestreken. Helaas had hij het niet lang meer gemaakt en vertrok voortijdig naar de schepper, zijn vrouw achterlatend met een goedlopend guesthouse. De korte tijd dat hij hier was geweest was lang genoeg geweest om een grote groep Fransen aan te trekken en die hebben de plaats nooit meer hebben verlaten.
Tijdens de middag liep ik wat rond langs de rivier en trof wat voorbereidingen voor morgen. Een brommer werd gereserveerd en een slechte kaart van de omgeving werd gekocht. Het was niet anders, ik moest roeien met de riemen die ik had.
Het luieren beviel me prima en het was heerlijk om een beetje te relaxen en uit te rusten. Ik begon de vermoeidheid nu wel te voelen.
Hoe lang zou ik zo nog door kunnen gaan?
Wanneer zou ik zo moe zijn dat ik wel een week rust moet nemen?
Wat zou mijn volgende bestemming zijn na “Nong Khai”?
Zou ik de oversteek naar Laos wagen?
Hoeveel kilometer had ik al afgelegd sinds ik mijn huis in Nederland had verlaten?
Vragen zonder antwoorden en de ene na de andere grote fles “Beer Chang”.
Ondertussen had een meisje haar intrek genomen in één van de goedkopere kamers aan de achterkant van het guesthouse. Julie kwam uit Wales en had al heel wat rondgereisd in Azië. Ze kwam uit Laos en raadde me aan om dit land zeker te gaan bezoeken. Ik twijfelde want dat ging een totaal andere kant uit dan ik mij had voorgenomen. Ik moest namelijk richting het zuiden.
Julie was aardig en onder het eten bespraken we veel uiteenlopende onderwerpen. Het was erg plezierig allemaal en zo kwam het tot een uitnodiging of ze zin had om morgen mee te gaan achterop de brommer. Ze durfde zelf namelijk niet te rijden.
Ik lag al om half negen op bed en had ondertussen uitgerekend dat ik ongeveer 14780 kilometer had afgelegd sinds mijn vertrek.

zaterdag 13 februari 1999

Thailand, precies een maand op pad

Chiang Khan, 13/02/1999

Ik was vandaag precies een maand op pad en had het idee dat ik voor meer dan een jaar ervaringen had opgedaan. Er waren nieuwe vrienden gemaakt en mijn sociale vaardigheden waren opgefrist en bijgevijld. Ik was een compleet ander persoon geworden met een andere kijk op het leven.
Vandaag had ik weer een brommerdag voor de boeg en eigenlijk stond mijn hoofd er niet naar. De hele nacht was ik aan het vechten geweest om die lastige mug van zijn leven te beroven. Jullie herkennen dit ongetwijfeld. Net als je weer in bed ligt hoor je het hoge zoemen van een mug. Het geluid zwelt langzaam aan en op een moment kan je zelfs zijn vleugelslag voelen aan de rand van je oor. Snel het bed uit en het licht aan. Verblind door de kale 100 watt lamp probeer je het minuscule kleine insect te vinden, zonder succes. Dan maar weer het bed in en het licht uit. De hele cirkel begint van voor af aan. En dat een keer of tien tot dat je het kreng eindelijk naar een andere wereld heb geholpen en een kleine bloedvlek heeft nagelaten op de muur.
Nu was ik dus niet zo fris en ik had niet eens er aan gedacht dat het ontbijt bij de kamer was inbegrepen. Waaruit zou dat ontbijt bestaan. Nieuwsgierig zat ik, met een blik cola voor mijn neus, te wachten wat er komen zou in het kleine restaurant. En daar was het ontbijt! Witte rijst met twee gebakken eieren er op. Het was wat nieuws maar ik stierf van de honger. Het smaakte niet eens zo slecht.
De afgesproken brommer kwam niet opdagen. Dat was een tegenslag die ik snel moest verwerken en oplossen. Ik kon natuurlijk terug naar bed gaan maar dan zou ik een dag verliezen met niets doen. Ik haalde de Lonely Planet te voorschijn en de eigenaar keek mij eigenaardig aan. “Friendship guesthouse” stond vermeld als verhuurder van brommertjes en dat was dus mijn eerste mogelijkheid.
Ik informeerde bij de eigenaar en hakkelde vreemd, “No have motobike, Sure!” Het leek mij vreemd en ik ging op pad.
Het “Friendship guesthouse” was snel gevonden en ook het antwoord op de vraag waarom de eigenaar zo vreemd had gereageerd werd beantwoord. Gisteren waren er drie mensen gekomen om een brommer te huren en die waren meteen van het “Chiang Khan guesthouse” naar het “Friendship guesthouse” verkast. Zelf zat ik daar goed en het was toch nog maar voor één nachtje.
De brommer was een stuk duurder dan de vorige keer, 250 baht per dag. Niet onoverkomelijk, ik zou toch minder gaan drinken en dan had ik geld over voor andere dingen. Ik haalde mijn spullen voor de dag op in het guesthouse en de eigenaar zat neergeslagen op de bank in de lobby. Hij keek op toen ik binnen stapte en verwachtte het ergste. Ik kwam terug uit mijn kamer en wenkte hem tot ziens. Hij had verwacht dat ik met mijn complete rugzak zou verschijnen en nu ik met een klein zakje met wat belangrijke spullen voor hem stond stemde hem gelukkig.
“See you tonight”, glimlachte hij van oor tot oor.
“Yeh, see you tonight”, lachte ik terug.
Een uur later dan gepland zat ik op de brommer richting het westen, de “Mae Khong” aan mijn rechterzijde. De rit was schitterend, door dalen en over heuvels. Steeds een rivier aan mijn rechterzijde. Het enige wat de rit steeds onderbrak waren de politieposten die controleerde op papieren en zo het illegaal binnenkomen van mensen en goederen probeerden te voorkomen. De rivier was hier op plaatsen niet meer dan een halve meter diep.
Net na de middag was ik weer terug in het dorp en de zus van de eigenaar bakte voor mij rijst, Kaow Pat. De Thaise versie van Nasi Goreng. Natuurlijk weer met een gebakken ei er boven op.
Nu werd het richting het oosten, de rivier steeds aan mijn linkerzijde. De middag was teleurstellend. Een Nationaal Park met watervallen en een stroomversnelling was niet meer dan een verzameling van lelijke betonnen dammen die op de rotsen waren gebouwd. Onderweg dacht ik na, natuurlijk was ik wel geconcentreerd want het rijden aan de linkerkant van de weg is heel vreemd. Tessa was steeds in mijn gedachten, ik zag haar zo voor me met die mooie glimlach. Helaas mocht het niet zijn tussen ons.
Om vijf uur werd de brommer ingeleverd en met een koud biertje in de hand genoot ik van de zonsondergang over de “Machtige Mae Khong”. Snel nog wat gegeten en om acht uur lag ik alweer in bed. Ik was kapot.
Morgen had ik weer een reisdag voor de boeg.

vrijdag 12 februari 1999

Thailand, de tweede vreemde avond op rij

Chiang Khan, 12/02/1999

Het zou een heel vreemde avond worden, het begon allemaal zo.
Nadat mijn eerste biertje op had kon ik nog wel een tweede gebruiken. Ik bestelde mijn tweede fles bier en zag de eigenaar op zijn brommer stappen en vertrekken. Ik was erg verbaasd dat hij mij zo alleen achterliet in het guesthouse, tenslotte was ik de enige gast. Nadat hij was teruggekeerd met een koude fles bier gingen we over tot de orde van de dag en begonnen met het inchecken. De gegevens uit mijn paspoort werden zo goed mogelijk overgeschreven en de overnachtingen moesten vooruit worden betaald.
“Een goed idee als je er zelf weinig bent”, dacht ik nog.
“Dat is dan honderdzestig baht voor twee nachten inclusief ontbijt”, zei de man nadat hij klaar was met de rekenmachine.
Ik krabde eens aan mijn oor want ik kon niet geloven wat hij net had gezegd. Voor de zekerheid herhaalde ik wat hij tegen mij had gezegd.
“Honderzestig baht voor twee nachten inclusief ontbijt?”
Hij knikte met een brede glimlach alsof hij net de 64000 dollar vraag goed had beantwoord. Het geld ging van hand op hand en ik was nog steeds bezig met het verzinnen van wat er achter zou kunnen zitten. Mijn hersenen draaiden op volle toeren terwijl ik mijn intrek nam in de kamer. De kamer had een prachtig uitzicht over de Mae Kong. Alleen de vloer liep zo sterk af dat wanneer je iets liet vallen je meteen naar de lager gelegen hoek kon lopen om het weer op te pakken.
Ik had wel trek in een derde fles maar ik wilde nu eerst wat eten. In het restaurant werd het menu tevoorschijn gehaald en na een korte blik in de lijst van de bij de toeristen populaire gerechten koos ik voor gebakken groenten met kip. De eigenaar schreef het op een stukje papier en stapte weer op de brommer en verdween pruttelend in de nacht.
“Afhaal Chinees?”, lachte ik in mezelf.
Na ongeveer tien minuten keerde hij terug met een vrouw achterop de brommer die later zijn zuster bleek te zijn. Ze verdween in de keuken om mijn eten te bereiden. Nu was het wel tijd voor mijn derde, en waarschijnlijk niet mijn laatste, biertje van de avond. En weer stapte hij op zijn brommer om even later met een koude fles bier in de zijtas terug te keren. Ik moest hier wel heel erg om lachen. Zou hij zelf niet op het idee komen om te vragen hoeveel flessen bier ik van plan was om te drinken? Ik verwachtte het niet.
Het eten en de fles bier smaakten mij uitstekend en ik was gevuld en voldaan én blij dat ik weer een dag van zwaar onderweg zijn tot een goed einde had gebracht. Een heel klein beetje aangeschoten zat ik onderuitgezakt na te genieten op de sofa in de receptie van het guesthouse.
“What you do tonight?”, waakte mij uit mijn droomwereld.
“Eh, excuse me?”
“What you do tonight?”, herhaalde de baas.
“Eh, drink one or two more beers and than go to sleep”, antwoordde ik.
“Tonight my family have big party, you want to come?” klonk het uitnodigend.
“Why not, as long as we do not come back to late”.
“I want to get up early to make a tour on a motorbike”, vertelde ik hem.
“OK, we will back before twelve o clock”, en opnieuw verscheen die brede glimlach op zijn gezicht.
Na snel per telefoon een brommer voor mij te hebben geregeld gingen we op pad. Eerst werd zijn zuster naar het feest gebracht en even later kwam hij mij ophalen. Ik had ondertussen alle waardevolle spullen bij me want het lege guesthouse vertrouwde ik niet zo.
Na een korte rit achterop de brommer kwamen we aan bij een open veld aan de andere kant van het dorp. Er stonden oneindig veel brommers en pick-uptrucks geparkeerd rond het veld en op de achtergrond klonk traditionele muziek. Ik was nu tenslotte in “de Isaan”, in het echte Thailand in het noordoosten aan de grens met Laos.
Ik zat amper en er werd al een klein glaasje met een doorzichtig goedje voor mij neergezet waarna de mannelijke helft van de groep mij met gebaren suggereerde dat ik het in één keer achterover moest slaan. Ik wierp het goedje in één keer achterover waarna ik hoestend en proestend overeind sprong. De smakeloze vloeistof brandde zich een weg naar mijn maag zoals gootsteenontstopper op zoek gaat naar de verstopping in de afvoerpijp. Ik wilde wel eens weten wat dit was! Niet om het zelf te kopen maar om in de toekomst het drinken ervan te vermijden. Het was “Lao Khao”, een zelfgestookt drank gemaakt van gefermenteerde kleefrijst. Spiritus van een blindmakende kwaliteit. Het duurde niet zo lang voordat mijn gastheer het begreep dat ik liever wat anders dronk. Een colaatje met een beetje Thaise Whisky. Een beetje zoet maar in ieder geval beter dan dat bocht dat ik eerder had geproefd.
De baas van het guesthouse tilde mij aan mijn arm op om mee te gaan naar de tafels waar het buffet op stond uitgestald. Isaan voedsel in de breedste zin van het woord. Het enige wat ik kon herkennen op de grote tafel was een pan met rijst. Natuurlijk kreeg ik uitleg over wat het allemaal was. Orgaanvlees, rauw in reepjes gesneden en vermengd met knoflook en chilipepers. Natuurlijk zal er ook wel vissaus en limoensap inzitten. Mijn verontschuldigingen dat ik net had gegeten werden geaccepteerd en zo kwam ik goed weg. Vooral de schaal met “Dog” vlees vond ik minder aantrekkelijk.
Ik was ondertussen wel nieuwsgierig geworden waarom dit feest werd gegeven. Bij navraag kreeg ik een brok in mijn keel en ik wist niet goed of ik nu moest lachen of huilen. De gelegenheid waarom dit feest werd gegeven was omdat zijn schoonmoeder honderd dagen dood was. Het klinkt bij ons als een oude belegen grap maar hier waren ze serieus. Later heb ik uitgevonden dat het allemaal om geld draait. Des te rijker je bent des te uitbundiger wordt dit honderd dagen feest gevierd, als je heel rijk bent hou je ook nog een tweehonderd dagen feest.
Ondertussen was de muziek een paar tandjes hoger gezet en iedereen aanwezig zat uit volle borst de Thaise smartlappen mee te zingen. De tekst was mij onbekend en verder dan een beetje meeneuriën kwam ik niet. Het was al laat en ik vertelde mijn gastheer dat ik het wel tijd vond om terug te gaan. Dat was geen probleem, maar niet voordat ik nog een liedje in het Nederlands had gezongen. Er werd een microfoon in mijn handen gedrukt en ik dacht even na wat ik zou gaan zingen. Daar zat ik dan naast het podium “Eenzame Kerst” van André Hazes te zingen. Ze vonden het prachtig, mijn stem klonk als van een hese ezel.
Lachend in mijzelf zat ik achterop de brommer op weg naar mijn bed. Morgen vroeg op om een hele dag van de brommer te kunnen genieten.

Thailand, mijn eerste blik op de machtige "Mae Kong"

Chiang Khan, 12/02/1999

Vandaag stond er een lange reisdag op het programma. Ik was om tien over zes al uit de veren om de bus van zeven uur te halen. Een banaan, die ik op de kamer als reservevoorraad had bewaard, was mijn ontbijt. Later zou ik wel zien of iets meer zou kunnen eten.
Op het busstation was het vrij rustig en toen ik aan dezelfde persoon als gisteren vroeg om een kaartje vroeg voor de bus van zeven uur kreeg ik de schrik van mijn leven. In tegenstelling tot wat hij gisteren zei bleken er alleen bussen te gaan om zes uur en half negen.
“Doe me dan maar een kaartje voor de bus van half negen”, fluisterde ik hem toe.
Met een glimlach van een minder begaafde overhandigde hij mij het handgeschreven plaatsbewijs. Er was ruim anderhalf uur te doden voordat mijn reis voor vandaag echt zou beginnen.
Natuurlijk had dit ook een positieve kant! Ik had voldoende tijd om te ontbijten. Nadat ik de stalletjes rond het busstation allemaal had geïnspecteerd kwam ik tot de conclusie dat er in deze godverlaten hoek van de wereld weinig te eten was waar ik mij aan kon optrekken. Een klein trosje overbetaalde banaantjes werd uiteindelijk mijn ontbijt, samen met een lauwe cola want het ijs vertrouwde ik hier niet.
Nadat de reis was begonnen ervoer ik die als lang en saai. Er speelde teveel in mijn gedachten en de eindeloze rijstvelden en dorre bossen zetten mij aan tot nadenken. Er speelde veel door mijn hoofd.
Gedachten over Tessa en Marieke, “waarom was ik nog steeds alleen?”
Gedachten over Dean, “wat was er fout gegaan tussen ons?”
Gedachten over wat er gisteravond was gebeurd, “zag ik eruit als een homo?”
Je hoort wel eens mensen zeggen dat homoseksuelen het aan elkaar kunnen zien. Ik voelde me een beetje gebruikt gisteren, vooral na die opvoering van al die meisjes en de jongens als dessert.
Het overstappen op het busstation in Phitsanulok, waar ik al eens eerder was geweest ging niet van een leien dakje. Er moest opnieuw een uur worden gewacht en dat stelde mij in de gelegenheid om mijn knorrende maag met een gebakken rijst en een gebakken ei te vullen. De laatste twee banaantjes er achteraan en ik voelde mij een stuk beter na de mierzoete “3 in 1” koffie. Deze “3 in 1” koffie is een voorgemengd poeder bestaande uit oploskoffie, melkpoeder en suiker. Het is vaak de enige koffie die er te krijgen is. Ik denk omdat het gewoon gemakkelijk en de verpakking vooral mieronvriendelijk is. Het probleem voor mij is echter dat het goedje veel te zoet is naar mijn zin. De hoeveelheid warm water, de grootte van het kopje, draagt er ook aan bij dat het bijna niet te overzien is hoe de koffie zal smaken. De persoonlijke smaak van de restauranthouder zal op het einde wel de doorslag geven.
Om iets over één uur reed het machtige monster van de weg het busstation uit. Mijn maag was gevuld en was voorbereid op de volgende etappe van ruim vier uur. Het landschap was veel van hetzelfde en ging langzaam bijna onmerkbaar over in heuvels. Ik luisterde naar mijn walkman en probeerde zo goed als mogelijk een beetje te lezen in mijn Lonely Planet. Een beetje vooruit kijken voor wat er zoal te doen is in de buurt. Loei was de volgende plaats waar ik moest overstappen en geloof het of niet het was kil bovenop de noordelijk hoogvlakte. De zon stond al redelijk laag aan de horizon en ik zou nog moeten haasten ook om voor het donker op mijn plaats van bestemming te zijn.
Buiten het busstation stonden er hele rijen Songthaew’s in alle kleuren en maten die zouden uitrijden naar alle uithoeken van de provincie. Voor mij was het belangrijk om de juiste en vooral de snelste te vinden, en dit zonder dat ik een woord Thai spreek. Het geluk was aan mijn zijde toen een goedgeklede Thaise man mij in perfect Engels vroeg ik hij mij kon helpen. Binnen een poep en een scheet stond ik achterop een Songthaew, met de rugzak tussen mijn benen, die mij naar “Chiang Kahn” zou brengen. In iets minder dan een uur stond ik op de plaats van bestemming. De kaart in de Lonely Planet wees mij naar de rivier en met de rugzak op mijn rug liep ik naar de dijk die langs de Mae Kong loopt. Er was wel wat bebouwing buitendijks maar desondanks wierp ik voor het eerst in mijn leven een blik op “de machtige Mae Kong”.
Veel tijd had ik niet meer want het donker kon op elk moment invallen, in de verte zag ik al het uithangbord van het “Chiang Khan Guesthouse”. Daar zou ik vannacht slapen, dat stond al vast. Met een grote koude “Beer Chang” in de hand genoot ik van de zonsondergang over de Mae Kong rivier.

donderdag 11 februari 1999

Thailand, echt onder de Thaise mensen

Phrae, 11/02/1999

Een avond minder gedronken en veel langer geslapen. Dat klinkt vreemd maar zo is het wel gegaan vandaag. Het was een geen reisdag maar ik noem het een transitdag, de trip was te kort om er een hele dag aan te besteden en zodoende kon ik in de middag mijn doel voor de dag bezoeken.
Het wordt vervelend maar al schuddend in de trein met de ramen open rij je door een schitterend landschap. Langs dorpen en rivieren en overal zie je het leven op het platteland van Thailand. Ondertussen heb ik nu wel door hoe het werkt met de Songthaew chauffeurs bij aankomst. Ze beginnen allemaal met 150 baht, je lacht en loopt gewoon weg. Er zit er altijd wel eentje bij die eieren kiest voor zijn geld. Na honderdvijftig meter is de prijs weer op het normale niveau van 20 baht. En zo ook deze keer.
Ik had al snel mijn intrek in een klein hotel genomen en om één uur stond ik alweer buiten om naar het “Phae Meuang Pii” park te gaan. Ik was zo snel klaar met het zoeken van een hotel omdat ik wist dat het toch maar voor één nachtje was. Het kwam dus allemaal niet zo nauw. De recensie over dit vreemde geologische verschijnsel had mij nieuwsgierig gemaakt en ik had tenslotte tijd genoeg om ergens te stoppen. Sinds het vertrek van Marieke was er geen overleg meer nodig en ook kwamen er geen andere ideeën van een reisgenoot. Een vreemde verandering in het beleven van mijn dagen.
“Hoe zou het haar in Laos vergaan?”
“Zou ze al een andere reisgenoot hebben?”
“Zou ze ook wel eens aan mij denken?”
Veel vragen zonder antwoorden!
Opnieuw die vloot Songthaew’s voor mijn neus en opnieuw die absurde bedragen. Het begon me een beetje te ergeren. Mijn reisgids gaf duidelijk aan vanwaar de bus vertrok en hoeveel die zou kosten. Na een halfuurtje rijden werd ik op een verlaten kruising de bus uitgeschopt. Het bruine verkeersbord wees in het Engels en het Thai de weg. Ik had geen idee hoe ver het nog was en lopen was sowieso de enige optie. Met een brandende zon op mijn hoofd en het zweet op mijn rug ging ik op pad. Er was al een flink stuk gelopen toen er achter mij werd getoeterd. Ik schrok me een hoedje, in gedachten verzonken werd ik wreed uit mijn trance gewekt.
Een pick-uptruck met een monnik als passagier en een burger achter het stuur stopte naast mij en de twee wezen naar de bak achterop. Ik klom er snel in en bedekte mijn mond om zoveel mogelijk stof buiten te houden. Maar het was in ieder geval veel beter dan lopen. Bij aankomst bedankte ik voor de lift en ging in mijn eentje het park in. En het was een vreemde verschijning. Verschillende lagen rots in een veelvoud van kleuren waren geërodeerd tot vormen die op grote paddestoelen leken. Het had wel wat weg van een vreemde verre planeet.
Natuurlijk was ik hier snel klaar en zette vol goede moed de terugweg in waarop ik opnieuw een lift kreeg. Deze was wel heel anders. Een soort kleine vrachtwagen met een luid ploffende Chinese diesel voorop. Aangedreven met een V-snaar, versnellingsbak onbekend en de koppeling was afwezig of dusdanig versleten dat hij nu afwezig was. Mijn reisgenoot in het kleine bakje had alle moeite om zich op zijn vier poten staande te houden. Deze melkkoe had maar een hele kleine uier en ik hoopte voor de eigenaar dat dit in de toekomst snel zou veranderen. We gingen niet viel sneller dan een stevig wandeltempo.
Alsof ik alle hulp van de goden kreeg stond er binnen vijf minuten weer een bus voor mijn neus die mij terug naar het slaperige stadje zou brengen. Na een late lunch liep ik nog wat door het kleine verlaten stadje. Tempels zijn overal en ze zijn wel betoverend. Tijdens deze wandeling werd ik later op de avond uitgenodigd om bij een gezin in een klein winkeltje wat te drinken. Ik kocht een paar flessen “Beer Chang”, wat nu mijn vaste biermerk was geworden, en een klein flesje Thaise Whisky voor de gastheren. Het was een plezierige avond met mijn Thaise reiswoordenboek als middelpunt. Het ging moeizaam maar we konden elkaar toch redelijk begrijpen.
Ik had het niet meteen door maar een kleine groep oudere vrouwen kwamen en keken rond om daarna weer achter een gordijn te verdwijnen. Het spektakel was begonnen nadat ik de opmerking had geplaatst dat ik nog vrijgezel was. De mededeling dat ik liever vrijgezel bleef werd met een glimlach geaccepteerd. En eindelijk viel het kwartje, ik bedankte het echtpaar voor hun gastvrijheid en maakte aanstalten om te verdwijnen. Maar dat ging niet zo eenvoudig als ik had gedacht. Ondertussen waren er ook twee mannen aangeschoven die wel enig Engels spraken.
“I can come with you to hotel”, glimlachte een Thai enigszins flirtend.
“I have real good sex, don’t worry”, met een nog bredere grijns.
Ik wuifde het weg en bedankte voor de eer. De sfeer sloeg om en werd voor mijn gevoel een beetje grimmig. Tijd om te vertrekken! De rekening werd betaald en de mensen aanwezig in het kleine winkeltje waren duidelijk niet zo blij met mijn besluit om zo plotseling te vertrekken. Op weg naar mijn hotel keek ik een paar keer over mijn schouder om er zeker van te zijn dat ik niet werd gevolgd en de adrenalinestoot had mij bijna weer nuchter gemaakt. Het bleek achteraf allemaal niet zo gevaarlijk als het op het eerste gezicht had geleken. Toch had ik een nare smaak in mijn mond na deze vervelende ervaring. Goed slapen, want morgen heb ik een paar honderd kilometer met de bus voor de boeg.

woensdag 10 februari 1999

Thailand, Olifanten en Sex

Lampang, 10/02/1999

Om zes uur werd ik gewekt door mijn goedkope wekkertje van Chinese makelij. De radio ging meteen aan en het was een genot om een Nederlandse stem te horen zo vroeg op de morgen. De douche was niet zo warm als ik had verwacht en de lucht was ook veel kouder dan dat ik gewend was. Een betonnen stad houdt de warmte beter vast denk ik. Vlagen mist dreven over de verlaten oevers van de bijna droogstaande rivier.
Snel een banaantje gegeten en dan op pad. Op dit moment denk ik er niet eens meer aan wat ik ’s morgens eet. Zolang ik maar wat in mijn maag heb en ook mijn eerste cola van de dag moet ’s morgens naar binnen. “One Coke a day, keeps the shits away!”, is een reizigers wijsheid. Bananen doen het goed zo vroeg op de morgen. Voor de rest ben je aangewezen op het toeval, een restaurantje of een straatverkoper. Fruit of rijst met vlees, je weet het nooit van te voren.
Mijn eerste onderdeel van de dag zou de eeuwenoude “Wat Phra That Lampang Luang” zijn. Alhoewel ik al heel vroeg arriveerde, net geen half negen, stonden er al vijf grote touringcars met draaiende motoren op de parkeerplaats. Ik maak graag foto’s zonder toeristen in de zoeker dus dit was een tegenvaller. Ik liep wat rond en tot mijn grote verbazing verdween binnen dertig minuten bijna iedereen. Ik schoot wat mooie foto’s en maakte mezelf uit de voeten terug naar de stad.
Een gebakken rijst zou er nu wel ingaan en in Thailand hoef je nooit lang te zoeken naar een restaurant. Een gebakken eitje er bovenop en een koude cola om alles naar binnen te spoelen. Ik kreeg een grappig verzoek van de eigenaar. Of ik even een Engels menu voor hem in elkaar wilde draaien. Ik kende de meest populaire gewone gerechten nu wel en schreef met mijn onmogelijke handschrift een lijst. Eenmaal klaar vroeg ik aan de eigenaar wat de verschillende gerechten kosten en binnen tien minuten was het restaurant een “Menukaart in het Engels” rijker Ik vraag me af hoe lang deze in gebruik zou blijven?
Nu was de tweede attractie aan de beurt. Het “Thai Elephant Conservation Center”. Om er te geraken was het eerste avontuur. Ik vroeg een verkeersagent op een motor de weg en hij vertelde mij in slecht Engels dat het erg ver was. Geen bussen, althans geen gewoon openbaar vervoer. Dan zou ik maar eens proberen om te liften!
Zonder helm achterop de motor bij de politie en op weg naar het kruispunt waar het goed liften zou zijn. Ik bedankte de agent voor de lift en vroeg nog één keer in welke richting het olifantenkamp was. Hij wees naar een verlaten tweebaansweg waar nu geen verkeer op was. Ik liep een stukje de weg op en zocht een plaatsje in de schaduw. Bij de tweede auto was het meteen raak. Ik kon de chauffeur uitleggen waar ik heen wilde en dat was geen probleem. “Spring maar achterin”, was zijn reactie. En daar zat ik dan in de bak van een pick-uptruck met een frisse bries door de haren.
Ik werd netjes voor de poort van het park afgezet en daar stonden ook die vijf grote bussen weer. Had ik dat maar geweten, dan had ik misschien kunnen meerijden. Een snelle blik op een groot houten bord vertelde mij dat de show al een kleine tien minuten aan de gang was. Een korte sprint ging snel over in een langen ren en zuchtend en puffend zette ik mij tussen de horde toeristen op de tribune neer. Een wonderlijke show van die dikhuiden brachten de handen vaak op elkaar. We hadden echt veel plezier. Het leukste onderdeel voor mij was de schilderende olifant. Een penseel in zijn slurf geklemd en maar schilderen, in vele kleuren.
En nu terug!
Ondertussen had zich een hele vloot Songthaew’s op de parkeerplaats verzameld. Ze waren op zoek naar klanten en zagen tot hun grote verbazing iedereen in de grote touringcars verdwijnen met uitzondering van een ouder paar en ikzelf natuurlijk. De twee oudjes zaten zo achterin een felgekleurde Songthaew waarna de rest van de groep zijn energie aan mij ging besteden.
“Only 150 Baht”, riepen ze in koor.
Dat was bijna de prijs van een overnachting!
Ik ga wel liften. Ze hadden snel door dat er geen eer aan mij was te behalen. Ik slenterde de oprijlaan af naar de hoofdweg en binnen vijf minuten zag ik een gammele rode bus mijn richting op komen.
“Lampang, Lampang?”, vroeg ik aan de chauffeur.
Hij knikte en gaf een stoot gas, nog voordat ik ook maar had kunnen betalen of een plaats om te zitten had gevonden hobbelden en schudden we richting Lampang. De prijs was vijftien baht voor een enkele reis. Dan had ik mooi een overnachting uitgespaard!
Het was pas half drie dus had ik nog wat tijd om op pad te gaan en een andere tempel te bezoeken. Een snelle blik in de LP schonk mij het idee om de “Wat Chedi Sao” te gaan bezoeken. Deze tempel was een kilometer of zes buiten de stad en ik was dus weer overgeleverd aan de Songthaew chauffeurs. Opvallend gemakkelijk gingen de onderhandelingen. Het ging zo gemakkelijk dat ik argwaan kreeg. Ik vroeg nadrukkelijk nog een keer naar de voorwaarden en die bleven gelijk, als er een addertje onder het gras zat dan zou ik die wel zien als ik terug wilde naar de stad. 20 baht enkele reis, 50 baht voor een retour en hij zou een uur op me wachten bij de tempel.
“OK, lets go.”
Het was maar een klein tempelcomplex maar wel erg mooi en goed onderhouden. Nadat ik wat had rondgelopen en foto’s gemaakt werd ik geroepen door een monnik die in een klein paviljoen boven een vijver vol met schilpadden zat. Hij sprak opvallend goed Engels en wilde met mij oefenen om de taal nog beter onder controle te krijgen.
Hier gebeurde iets vreemds en ons gesprek nam een vreemde wending. De monnik begon te vragen over mijn verlies. Eerst was ik verbaasd en ik had geen idee waar hij het over had. Hij vervolgde dat ik afscheid had genomen van een persoon waar ik veel om gaf en dat ik hem/haar in de toekomst weer zou zien. Marieke was nooit echt uit mijn gedachten geweest maar nu miste ik haar wel heel erg. De monnik maakte dit gevoel alleen maar sterker. Nog voordat ik het me realiseerde waren we aan het praten over sex. Ik was geschokt en een beetje verlegen om met een man in het oranje over deze dingen te praten.
Het was een diep gesprek en ik had weer wat geleerd op deze reis. De Thai denken heel open en gemakkelijk over sex. Of het door het buddhisme komt weet ik nog niet maar ik heb wel een gevoel dat het daar mee te maken heeft. Ik had voldoende geestelijke bagage opgedaan om mij voorlopig bezig te houden. De laatste handeling was het kopen van amuletten van de tempel. Volgens de monnik moest ik twee van “een in elkaar verstrengeld echtpaar” amuletten kopen. Ik bekeek ze eens goed en ze waren best mooi. Één voor mij en één voor Marieke. Ze waren in ieder geval beter dan de grote collectie houten en bronzen penissen, en dan nog niet te praten over de vruchtbaarheidsymbolen in de vorm van bronzen vrouwen met enorme borsten en openstaande geslachtsdelen.
In gedachten verzonken en met de amuletten in de hand liep ik de parkeerplaats op waar de chauffeur netjes op mijn stond te wachten. Ik moet er versuft hebben uitgezien want bij aankomst bij de Songthaew opende hij mijn hand en keek naar de amuletten. Hij knipoogde naar mij en zei, “Good, very Good!” “Now you always strong, lady you always happy”, vervolgde hij lachend.
Tijdens de korte rit terug dacht ik na wat er me allemaal was overkomen vandaag. Bijna vier weken op pad en ik kon het nu al bijna niet allemaal meer bevatten. Ik zou vanavond maar eens een keertje niet drinken.
Helaas zat de eigenaar samen met zijn vrouw op het terras bij het guesthouse toen ik terugkwam van de avondmarkt. Ik kon nu zelfs al wat eten in het Thai bestellen. “Ééntje dan”, zwichtte ik na lang aandringen. Het werden er een paar maar zeker niet zoveel als ik gewend was. Morgen fris op en ik heb een korte verplaatsing voor de boeg.

dinsdag 9 februari 1999

Thailand, met de trein naar Lampang

09/02/1999

Gisteren was een rustdag en ook meteen stond deze dag in het teken van afscheid.
We voelden allebei dat het einde nabij was en de lichte kater versterkte het gevoel. We hadden allebei weinig meer te doen en gingen meteen na het ontbijt uit elkaar. Ik ging weer op pad voor een wereldontvanger en ik had vandaag meer geluk. Ik vond een mooie Sony ICF-SW 30. Nadat ik een korte blik op het internet had geworpen was dit de machine die ik wilde kopen. De prijs was niet mis, ruim achthonderd gulden omgerekend. Maar ja, als je het beste wilt hebben dan moet je ook niet zeuren.
De rest van de dag slenterde ik maar wat rond. Dit was de eerste keer dat ik doelloos door de stad zwierf en eigenlijk alleen maar wachtte totdat het avond werd. Ik wilde niet gaan drinken omdat dit misschien de avond zou verpesten.
Het gebruikersgemak van de wereldontvanger viel mij toch wel tegen. Om half zes begon ik te zoeken naar de uitzendingen van de wereldomroep maar ik kon niets vinden. Alleen geruis en af en toe een stem in een taal die ik nog nooit had gehoord. Hoe was mogelijk? Ik snelde naar het “Daret’s guesthouse” om de uitzendschema’s en frequenties van de wereldomroep te printen. En ja hoor! Om half negen klonk er uit de luidspreker, “Goedemiddag, dit is de wereldomroep vanuit Hilversum”. We keken elkaar met een glimlach aan en luisterden naar het nieuws en een actualiteitenprogramma.
We waren weer op de hoogte van het laatste nieuws en gingen voor de laatste keer naar de “Riverside” waar alles in het teken stond van ons afscheid. We hadden kleine afscheidscadeautjes gekocht voor elkaar en begroeven de strijdbijl. We zouden vrienden voor het leven zijn, dat wisten we zeker. Haar cadeau voor mij was een “Lonely Planet van Laos”, een hint naar mijn kant om dit land te bezoeken. Helaas stond dit niet in mijn planning. Ik wilde naar het zuiden gaan, Maleisië en Indonesië, en dan oversteken naar Australië om de oostkust een beetje anders te doen dan de vorige keer. Maar je weet nooit hoe het loopt als je onderweg bent.
Morgen zou Marieke al heel vroeg vertrekken, ze had een lange reis voor de boeg.


Vandaag was het een reisdag. Nou ja, ongeveer anderhalf uur in de trein is niet echt een reisdag te noemen. Toch vreemd zo alleen, mijn gedachten zijn nog steeds bij Marieke en het is niet zo vreemd dat ik haar mis.
De verwachte anderhalf uur werd uiteindelijk drie en een half uur. Ik heb de tijd dus valt het allemaal wel mee, het uitzicht vanuit de trein was zo mooi. Met gemiddeld zo'n 60 km/u door het berglandschap met de ramen open. Het was net een rit in een achtbaan en veel mooier dan ik op de TV had gezien.
Aangekomen in Lampang ging ik eerst maar eens op zoek naar het “Riverside guesthouse”. Jullie raden het al, er was een verband met Judith die mij, op een moment dat Marieke naar het toilet was, een briefje had gegeven met een tip voor een guesthouse. De kamer zag er best netjes uit maar de badkamer was wat anders. Badkamer? Het was een grote ommuurde plaats met drie grote potten water. In die potten dreven kleine fel gekleurde plastic bakjes waarmee je het water over je hoofd moest gieten. Ik stond perplex, ik was best bereid om wat Spartaans te overnachten maar een hete douche staat wel hoog op mijn verlanglijstje.
Ik wachtte niet langer en ging meteen op zoek naar een alternatief. Hier bleek dat de Lonely Planet ook zijn beperkingen heeft. Sinds de laatste uitgave was deze stad dusdanig gegroeid dat de helft van de stad niet op de kaart stond. Ik liep compleet verloren in een wereld met alleen uithangborden en wegwijzers in het Thaise krulletjes schrift.
De eerste de beste westerling die ik tegen kwam werd bestookt met de meest belangrijke vragen!
“Waar verblijf jij”?
“Is het schoon en rustig ’s nachts”?
“Hebben ze een warme douche”?
“Waar is het precies en wat kost het per nacht”?
Op alle vragen kreeg ik een antwoord en de antwoorden klonken als muziek in de oren. IK haastten mij terug naar het “Teleurstelling guesthouse”, pakte mijn spullen en verdween als een dief in de nacht. Ze zullen wel vreemd hebben opgekeken dat ik in het niets was opgelost.
Zijn aanwijzingen waren niet 100% goed maar ik moest eerst op zoek naar het huis met de vele pilaren. Dat was redelijk snel gevonden. In de verte zag ik een bord met daarop geschreven: “T.T. and T. Guesthouse”. Ik had het dus gevonden.
Een mooie kamer en het vooruitzicht van een warme douche in de ochtend voor honderd baht. Dit zijn toch de dingen waar ik scherper op moet zijn! Niet zomaar accepteren maar eerst goed controleren! Weer wat geleerd. De rest van de dag deed ik niets, een beetje lezen en naar de radio luisteren. Mooi machientje, de hele wereld aan je voeten door een setje transistors.
Voor het avondeten ga je op minder toeristische plaatsen naar de avondmarkt. En die is normaal niet zo moeilijk te vinden. Heerlijk Thais eten met een grote bier voor 80 baht (fl. 4,50), niet te geloven. Wat ook niet te geloven was dat er een buitenlander aanschoof aan mijn tafel. Het was een Australiër die ook alleen op pad was in Thailand. De gewoonlijke vragen en vreemde antwoorden. Hij was een professor die de genen structuur van honingbijen bestudeerde. Hij had er al uitgebreid over gepubliceerd.
Het kon mij een worst wezen, na het eten ging ik terug naar het guesthouse. Heel vreemd om zo alleen op de kamer te liggen om tien voor half tien. Lekker slapen en morgen op pad in en om Lampang.

Copyright/Disclaimer